Skip to main content

Uitleg

De invloed van persoonlijke en werk-gerelateerde voorspellers op uitval uit werk  door arbeidsongeschiktheid in de Lifelines studie.

Van de werkenden in het Lifelines-cohort werden 954 werkenden (1,7 procent) arbeidsongeschikt tijdens de vijf jaar waarin ze gevolgd werden.

  Arbeidsongeschikt
n=954/55.950
c=0.677
HR (95% BI)
PERSOONSKENMERKEN   
- Hogere leeftijd  0,98 (0,97; 0,99)
- Vrouwelijk geslacht  1,74 (1,50; 2,02)
- Afwezigheid van partner 0,84 (0,71; 1,01)*
- Opleidingsniveau (hoog = ref)  
- - Middelbaar 1,24 (1,06 1,46)
- - Laag 1,73 (1,43; 2,10)
CHRONISCHE ZIEKTE  
- Hart- en Vaatziekten 2,64 (1,74; 4,00)
- COPD 1,43 (1,07; 1,90)
- Depressie 2,51 (1,94; 3,25)
- Diabetes Mellitus type 2 1,89 (1,34; 2,68)
- Reumatoïde artritis 3,05 (2,26; 4,11)
LEEFSTIJLKENMERKEN  
- Fysieke inactiviteit  
- Roken  1,35 (1,16; 1,57)
- Fruit inname (hoog = ref)  
- - matig  
- - laag  
- Groente inname (hoog = ref)  
- - matig  
- - laag  
- BMI (gezond gewicht = ref)  
- - overgewicht 0,96 (0,83; 1,11)
- - obesitas 1,39 (1,16; 1,66)
WERKKENMERKEN  
- Arbeidsomstandigheden  
- - Hogere werkdruk  
- - Hoger werktempo  
- Arbeidsinhoud  
- - Minder ontwikkelmogelijkheden 1,07 (1,02; 1,13)
- - Minder betekenisvol werk  
- - Minder regelmogelijkheden 1,04 (1,00; 1,09)
- Arbeidsverhoudingen  
- - Minder sociale steun  1,07 (1,02; 1,12)

Noot: n reflecteert het aantal werknemers dat arbeidsongeschiktheid wordt; p<0,05; *p<0,10; 

Zie ook tabblad begrippenlijst voor meer uitleg

De invloed van persoonlijke en werkgerelateerde voorspellers voor arbeidsongeschiktheid per chronische ziekte (multivariabele analyses)

  HVZ COPD Depressie Reum. arthritis Diabetes
n=582 n=2,085 n=1,188 n=775 n=988
c=0,810 c=0,743 c=0,611 c=0,691 c=0,738
HR (95% BI) HR (95% BI) HR (95% BI) HR (95% BI) HR (95% BI)
PERSOONSKENMERKEN          
- Hogere leeftijd  1,16 (1,06; 1,28) 1,09 (1,03; 1,15) 0,99 (0,44; 0,96) 1,00 (0,96; 1,05) 1,01 (0,96; 1,07)
- Vrouwelijk geslacht  1,64 (0,69; 3,90) 0,79 (0,45; 1,38) 1,03 (0,59; 1,81) 1,40 (0,71; 2,76) 1,74 (0,86; 3,53)
- Afwezigheid van partner 4,66 (0,59; 36,71) 2,29 (0,71; 7,36) 1,25 (0,63; 2,48) 0,95 (0,33; 2,71) 1,63 (0,57; 4,71)
- Opleidingsniveau (hoog = ref)          
- - Middelbaar 1,67 (0,31; 8,95) 2,43 (0,81; 7,29) 1,02 (0,47; 2,22) 0,51 (0,22; 1,16) 1,49 (0,48; 4,68)
- - Laag 4,55 (0,95; 21,79)* 3,34 (1,12; 9,92) 1,66 (0,76; 3,61) 1,05 (0,47; 2,36) 1,67 (0,51; 5,45)
MULTIMORBIDITEIT 2,29 (0,98; 5,34) 1,33 (0,64; 2,79) 1,16 (0,56; 2,41) 0,85 (0,39; 1,86) 2,31 (1,14; 4,68)
LEEFSTIJLKENMERKEN          
- Fysieke inactiviteit          
- Roken  3,52 (1,36; 9,10) 1,69 (0,95; 3,03)* 1,46 (0,86; 2,47) 1,76 (0,91; 3,40) 2,03 (0,95; 4,34)*
- Fruit inname (hoog = ref)          
- - matig          
- - laag          
- Groente inname (hoog = ref)          
- - matig          
- - laag          
- BMI (gezond gewicht = ref)          
- - overgewicht 1,54 (0,42; 5,70) 0,55 (0,28; 1,07)* 0,96 (0,53; 1,71) 2,41 (1,05; 5,55) 0,79 (0,27; 2,37)
- - obesitas 2,27 (0,60; 8,61) 1,18 (0,58; 2,40) 1,24 (0,66; 2,34) 3,78 (1,61; 8,88) 1,75 (0,66; 4,67)
WERKKENMERKEN          
- Arbeidsomstandigheden          
- - Hogere werkdruk          
- - Hoger werktempo          
- Arbeidsinhoud          
- - Minder ontwikkelmogelijkheden 0,99 (0,75; 1,31) 1,06 (0,87; 1,31) 1,05 (0,88; 1,27) 1,14 (0,91; 1,43) 0,84 (0,64; 1,09)
- - Minder betekenisvol werk          
- - Minder regelmogelijkheden 1,06 (0,84; 1,33) 1,20 (1,01; 1,41) 1,10 (0,94; 1,28) 0,87 (0,72; 1,05) 1,27 (1,02; 1,59)
- Arbeidsverhoudingen          
- - Minder sociale steun  1,07 (0,82; 1,40) 1,06 (0,88; 1,27) 1,04 (0,88; 1,22) 1,06 (0,86; 1,31) 1,18 (0,94; 1,48)

Noot: n reflecteert het aantal werknemers dat arbeidsongeschiktheid wordt; p<0,05; *p<0,10;

Zie ook tabblad begrippenlijst voor meer uitleg

 Arbeidsongeschikt:   Of iemand arbeidsongeschikt wordt, hebben we bepaald met de gegevens van het CBS. Hierbij definiëren we arbeidsongeschikt als bij iemand ten minste 50 procent van het inkomen afkomstig is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
 n:  aantal respondenten. Bij n = 954/55.950 zijn 954 van de 55.950 respondenten arbeidsongeschikt geworden. In de tabel met ziekte-specifieke informatie presenteert de ‘n’ het aantal respondenten met die specifieke chronische ziekte.
 c-waarde:  Voor elk van de modellen is de c-waarde (de ‘concordantiewaarde’) bepaald. Deze waarde geeft het discriminerende vermogen van de modellen weer. Hoe dichter de c-index de 1 nadert, hoe beter het discriminerend vermogen. In andere woorden: hoe goed kan het model onderscheid maken tussen mensen die uiteindelijk wel en niet zullen uitstromen.
 HR:  hazard ratio. De schattingen in het model zijn hazard ratios. Een hazard ratio groter dan 1 geeft een vergroot risico op uitstroom uit werk door arbeidsongeschiktheid. Een hazard ratio kleiner dan 1 geeft een verlaagd risico op uitstroom uit werk door arbeidsongeschiktheid.
 95% BI:   95% betrouwbaarheidsinterval. Een betrouwbaarheidsinterval is het interval waarbinnen je de sterkte van de relatie tussen de risicofactor en uitval uit werk door arbeidsongeschiktheid verwacht. Een 95% betrouwbaarheidsinterval geeft aan dat als het onderzoek 100 keer wordt herhaald, het verband minstens 95 keer binnen het interval zal liggen.
p-waarde: de p-waarde is een maat voor de kans dat een gevonden verband op toeval berust. Vaak wordt een p-waarde van 0,05 als grens toegepast. Als de p-waarde kleiner is dan 0,05 dan is de kans dat het gevonden verband aan toeval te wijten is kleiner dan 5%. We noemen dit dan statistisch significant.