Hart- en vaatziekten betreft mensen die last hebben (gehad) van hartfalen, boezemfibrilleren, hartinfarct of beroerte. Ook mensen waarbij percutane coronaire interventie (PCI) of een coronaire bypassoperatie (CABG) is uitgevoerd vallen binnen deze groep, evenals mensen met een pacemaker of mensen die een harttransplantatie hebben gehad.
Werkenden met hart- en vaatziekten hebben een 2,64 keer zo hoge kans op arbeidsongeschiktheid als werkenden zonder hart- en vaatziekten.
De kans op arbeidsongeschiktheid neemt toe bij een hogere leeftijd.
Elk jaar wordt de kans op arbeidsongeschiktheid bij werkenden met hart- en vaatziekten 1,16 keer zo hoog.
Werkenden met een laag opleidingsniveau hebben een 4,55 keer zo hoge kans op arbeidsongeschiktheid als werkenden met een hoog opleidingsniveau.
Er is in dit onderzoek geen statistisch significant verband gevonden tussen de overige persoonskenmerken en de kans op arbeidsongeschiktheid bij werkenden met hart- en vaatziekten.
Werkenden met hart- en vaatziekten die ook een andere aandoening hebben, hebben een 2,29 keer zo hoge kans op arbeidsongeschiktheid als werkenden met hart- en vaatziekten die niet nog een andere aandoening hebben.
Bij twee of meer van de onderzochte aandoeningen spreken we over multimorbiditeit.
Werkenden met hart- en vaatziekten die roken hebben een 3,52 keer zo hoge kans op arbeidsongeschiktheid als werkenden met hart- en vaatziekten die niet roken.
Deelnemers werd gevraagd of zij aangaven momenteel te roken of de afgelopen maand hadden gerookt.
Er is in dit onderzoek geen statistisch significant verband gevonden tussen de overige leefstijlkenmerken en de kans op arbeidsongeschiktheid bij werkenden met hart- en vaatziekten.
Er is in dit onderzoek geen statistisch significant verband gevonden tussen onderzochte werkkenmerken en de kans op arbeidsongeschiktheid bij werkenden met hart- en vaatziekten.